Het BWB is in België ontstaan in het begin van de 19de eeuw door de Britse Shorthorns of Durhams, het Franse Charolais en rundveerassen uit de Ardennen te kruisen. Helaas leidde de kruisingen van de Shorthorns niet tot het verwachte resultaat, rond het einde van de 19de eeuw is men dan ook gestopt met de kruisingen. Het BWB heeft wel nog steeds eigenschappen van de Shorthorns zoals: de vruchtbaarheid, de lijn en de verschillende kleuren. Men stopte niet alleen met de kruisingen, men ging ook mindere eigenschappen van de Shorthorns uit het BWB fokken. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd het vee verbeteringsproject bevroren, maar in 1919 vaardigde de regering via een koninklijk besluit een efficiënte veeselectie uit, met als doel de Belgische runderen te verbeteren. Eenmaal geselecteerd, hadden de dieren een drievoudig doel: melk, vlees en het werk. Het dier moet geblokt zijn, de juiste maat hebben, matig gespierd zijn en een goede melkproductie geven. Dit doel werd tot 1950 gehandhaafd.De periode 1950-1960 was een overgangsperiode, waarin duidelijk was dat er nieuwe wegen zouden ontstaan met de introductie van kunstmatige inseminatie bij de runderen en de vraag van de consument naar luxere stukken rundvlees. Deze nieuwe weg was van kracht van 1960 tot 1970.BWB was oorspronkelijk een mengvorm dat verantwoordelijk was voor de productie van zowel vlees als melk. Eerst bij de stieren en daarna bij de koeien, werd de voorkeur gegeven aan een ontwikkeling van de bespiering. Het resultaat is een nieuw type, met kenmerken van een sterk ontwikkelde bespiering (schouders, schoft, rug,lenden, achterhand), een groot formaat, een fijn maar stevig beendergestel, een mooie harmonie van de lijnen met ronde ribben, een gebogen maar stevig achterdeel, verscholen heupen en een losse staart. Het BWB is in 1973 ontstaan, het ras werd verdeeld in twee types: het vleestype en het dubbeldoeltype.
Vleestype De meerwaarde die gegeven werd voor bevleesde runderen heeft de fokkers ertoe aangezet om zich te focussen op de bespiering. Hierdoor is het BWB ras een echt vleesras geworden. De belangrijkste eigenschappen zijn: de indrukwekkende ontwikkeling van de bespiering, de vleeskwaliteit, het formaat, de gehoorzaamheid en de uniformiteit.
Dubbeldoeltype Dubbeldoeltype of het gemengd type wordt gefokt voor zowel het vlees als voor de melk. Deze selectie is parallel aan de selectie van het vleestype, dit is door het gebruik van volledig van elkaar verschillende stierenlijnen. Het type wordt nog is onderverdeeld in 2 genotypes.
Genotype mh/mh Het genotype mh/mh is genetisch identiek aan de dieren van het zuivere vleestype. De selectie ligt hier meer op het gemakkelijk kalven en de melkproductie. Ze produceren een 4200 à 4800 liter melk per jaar. Dieren van genotype mh/mh zijn echte dikbillen
Genotype mh/+ of +/+ Dieren met genotype mh/+ of +/+ heeft meer melkproductiepotentieel, ze produceren tussen de 5400 en 6000 liter melk per jaar. Dieren die +/+ hebben, hebben geen afwijking, Mh/+ zijn dieren met één mutatie die via de vader of de moeder overgedragen kan worden.